
- U bevindt zich hier:
- Home
- Nieuws
- Dwalende verdachten
Dwalende verdachten
In civiele procedures worden soms strafrechtelijke vraagstukken aan de orde gesteld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een uitspraak van de civiele kamer van de Rechtbank Den Haag van 20 april 2022. In deze zaak zag de rechtbank zich gesteld voor de rechtsvraag of een strafrechtelijke transactie als bedoeld in artikel 74 Strafrecht kan worden vernietigd met een beroep op bedrog en/of dwaling zoals bedoeld in artikel 3:44, lid 3 respectievelijk artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek.

Direct juridische
hulp aan
De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord:
Vernietiging van de transactie op grond van artikel 3:44 lid 2 BW (bedrog) dan wel artikel 6:228 BW (dwaling) is (…) niet aan de orde (…) hooguit kan worden bezien of bij de totstandkoming van de transactie de beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging in acht zijn genomen, hetgeen mogelijk moet worden aangemerkt als een onrechtmatige daad van de Staat.
De gevolgen van deze redenering zijn nogal verstrekkend. Het zou immers betekenen dat een transactie volkomen onaantastbaar is als de verdachte aan de daarin gestelde voorwaarden heeft voldaan, zelfs in (zeer) extreme gevallen waarin het Openbaar Ministerie de verdachte met opzet heeft bedrogen. In dergelijke gevallen zou een verdachte toch de mogelijkheid moeten hebben om de gesloten transactie te (laten) vernietigen met een beroep op analoge toepassing van het civielrechtelijke leerstuk bedrog?
Mrs. De Graaf en Franssen beantwoorden deze rechtsvraag in hun artikel “Dwalende verdachten” dat binnenkort verschijnt in het volgende nummer van het Tijdschrift voor Sanctierecht en Onderneming.